Werken met een beperking vaak geen probleem – ‘Zolang je maar hetzelfde doet’

De bekrachtiging van het VN-Verdrag voor rechten van mensen met een beperking door de Nederlandse regering heeft tot doel deze groep werknemers gelijkwaardig te kunnen laten deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Het toegankelijk maken van de werkplek is hier een onderdeel van. Is dit nodig? En vooral: is het haalbaar? Ik sprak erover met Nicole Schuit en Margot Vrielings, allebei MS-patiënt. 

 

cartoon 'werken met een beperking'Werken met een beperking brengt vele obstakels met zich mee: je kunt niet alles doen, werkgevers hebben bedenkingen bij het aannemen van mensen met een beperking en soms heeft de werkplek aanpassingen nodig. En dan is er nog het punt dat je wel in de gelegenheid moet zijn om van en naar je werk te kunnen reizen. Nicole en Margot vinden dat dit alles zeker niet onmogelijk is.

De wet en het verdrag

In de wet is vastgelegd dat er niet gediscrimineerd mag worden op basis van een handicap. Dit staat in artikel 1 van de Grondwet, en wordt nader uitgewerkt in de gelijkebehandelingswetgeving. Als het verdrag wordt goedgekeurd, worden twee wetten aangepast, te weten de Kieswet en de Wet gelijke behandeling handicap en chronische ziekte. Het College voor de Rechten van de Mens zou graag zien dat de WMO, de Participatiewet, het Burgerlijk Wetboek en de Omgevingswet op soortgelijke wijze worden aangevuld.

In de praktijk kan de naleving van de wet wel een steuntje in de rug gebruiken. De ratificering is een goede stap, maar het College voor de Rechten van de Mens stuurt ook aan op een Nationaal Actieplan. Hiermee kunnen de voornemens concreet gecontroleerd worden door het College, dat het Verdrag ook zeker meer zal promoten en de resultaten zal rapporteren aan het VN-comité.

Bewijsdrang

Nicole Schuit is beleidsmedewerker bij een zorginstelling. “Ik werkte al jaren bij deze werkgever toen ik MS bleek te hebben. Nu heb ik een parttime beleidsfunctie sinds een jaar of zeven. Na een paar jaar werken in de luwte, maar onder mijn niveau, heb ik een reïntegratietraject gevraagd om mijn huidige – meer uitdagende – functie te krijgen.”

De situatie van Nicole is bekend bij haar leidinggevenden en collega’s. “Inmiddels zit ik in een elektrische rolstoel dus iedereen ziet wel dat er ‘wat’ is. Mijn collega’s houden allemaal graag rekening met mij. Aanpassingen worden direct geregeld.” Toch ziet Nicole ook collega’s die vooral naar de beperking kijken.”

Lastig

Margot Vrielings is administratief medewerker bij een bedrijf in de financiële dienstverlening. Ze werkt met veel plezier: “Het levert salaris op, je bent onder de mensen, het bezorgt je een nuttig gevoel en het geeft structuur.” Ze werkt parttime, vanwege vermoeidheids- en pijnklachten en ze ervaart cognitieve problemen bij complex of zeer inspannend werk. Dit kan lastige situaties opleveren: “Een bedrijf zit niet te wachten op mensen die vaak ziek zijn.”

Op haar werk weet men van haar situatie. “Er wordt op mijn werk wel rekening gehouden met mijn beperking, want ik doe aangepast werk.” Maar ook bij Margot gaat de medewerking niet altijd van harte: “Mijn werkgever vindt het lastig dat ik niet ben zoals de rest, en dat hij soms iets afwijkends met mij moet regelen. Er wordt van je verwacht dat je net zo productief bent als andere werknemers.”

Gelijke behandeling

Volgens de twee vrouwen is van gelijke behandeling niet altijd sprake. Margot vertelt: “Ik heb weliswaar aangepast werk gekregen, maar dat ging niet van harte. Mijn werkgever vindt het lastig dat ik niet ben zoals de rest.” Nicole onderschrijft dit: “Mijn ervaring is dat sommige leidinggevenden hun twijfels hebben bij mijn (toekomstige) inzetbaarheid en productiviteit. Er is wel eens op aangestuurd dat ik mijn baan zou moeten opgeven.”

Zowel Nicole als Margot hebben dan ook hun bedenkingen over de effecten na de ratificatie. Nicole: “Er is veel bereidheid om mensen met een beperking te helpen, maar uiteindelijk gaat het zakelijke argument voor. Ik verwacht op mijn werk niet veel van de ratificatie, tenzij ik dat zelf voor elkaar boks.”

Ook Margot twijfelt: “Ik denk dat er eerst een paar mensen naar de rechter zullen moeten stappen om iets af te dwingen of om duidelijkheid te krijgen over wat je nu wel of niet van je werkgever kunt verwachten. Er kunnen mooie plannen van aanpak gemaakt worden, maar die zijn vaak te algemeen om aan mensen in een specifieke situatie ondersteuning te kunnen geven.”

De weg naar complete emancipatie op de werkvloer lijkt dus nog lang, getuige de twijfels van Nicole en Margot. Ratificatie van het verdrag is wel een goede eerste stap om de positie van mensen met een beperking te versterken, ook op de arbeidsmarkt.

De namen van de geïnterviewden zijn op verzoek gefingeerd.

Naar de inhoudsopgave MSzien nr 3, 2015

Jaargang 14, september 2015

Werk ze! (10)

Werken geeft voldoening en energie, zeker mij, met mijn chronische aandoening. Maar het kost ook energie. En daar heb ik toch al niet zoveel van, met mijn chronische aandoening.

Kleren voor morgenAls ik ’s avonds thuiskom, plof ik op de bank. Even snel iets in de magnetron duwen, want ik moet tenslotte ook eten, beetje tv kijken en dan naar bed. Om morgen weer vroeg op te staan. Nu ik dit in mijn vrije weekend opschrijf, word ik er weer bijna moe van. Waarom doe ik het dan?

Ik werk nu ongeveer een maandje bij KPN en ik heb er veel plezier in. Een groot bedrijf, ruimte voor mij als persoon en mogelijkheden voor opleiding en ontwikkeling. Ik krijg alle tijd en aandacht die ik nodig heb om in te werken. Ik heb leuke collega’s. Er wordt niet raar opgekeken van mijn wandelstok. Er is wel nieuwsgierigheid, maar het is geen issue. Dat geeft een hoop energie en dat voelt erg fijn.

Toen bij mij MS gediagnosticeerd werd, was ik net 21. Ik studeerde nog en had totaal geen idee wat het voor mij zou betekenen. Ik wilde door met studeren en mezelf ontwikkelen. Nieuwe dingen leren. Die houding heeft me veel gebracht en brengt mij nog steeds heel veel. Ik studeer al een tijdje niet meer en moet dus meedoen in het ‘grote-mensen-leven’.

Nu verdien ik mijn eigen centjes, ik ben niet afhankelijk van instanties of overheden en verdien meer dan een bestaansminimum. Ik houd dus geld over voor leuke dingetjes voor mezelf. Mijn werk geeft me onafhankelijkheid en een gevoel van voldoening. Ik kan, ondanks een arbeidsbeperking, toch een bijdrage leveren en daar voel ik me heel goed bij. Hier heb ik al die tijd naar toe geleefd.

Er is alleen een dingetje: ik heb wél een arbeidsbeperking. Daar wil ik niet teveel bij stilstaan, maar het is er wel. In eerdere dienstverbanden heb ik daar nooit zoveel last van gehad, maar nu zit ik wel elke avond uitgeput op de bank. Kook ik in de weekenden zodat ik dat door de week niet hoef te doen. Hang mijn kleding klaar, zodat er ’s ochtends zo weinig mogelijk tijd hoeft te zitten tussen opstaan en naar mijn werk gaan en dat betekent langer slapen.

Ik heb ook wel een idee waarom ik elke avond afgepeigerd op de bank zit: ik werk er nog maar net, dus ik moet nog veel leren en dat kost veel energie. Daarnaast is het geestelijk een behoorlijk uitdagende baan, niet in de laatste plaats omdat alles nieuw is. Dat kost ook energie. En het is een fulltime baan voor de volle 40 uur per week. Dat is misschien ook net iets teveel van het goede.

Misschien is het allemaal dus een kwestie van wennen en gaat het over een maandje al een stuk makkelijker. Maar om misverstanden en valse verwachtingen uit de weg te gaan, heb ik met mijn leidinggevende gesproken over mijn situatie. Een grote stap, maar hij was heel begrijpend en kwam meteen zelf met eventuele oplossingen. Dat was een enorme opluchting en geeft mij wat extra rust.

Het neemt echter niet weg dat ik op dit moment nog erg moe wordt van mijn werk, maar ik zet door, want ik wil mezelf bewijzen. Aan mezelf, aan mijn ouders, mijn vrienden, aan de hele wereld.

Maar dat is weer voor morgen. Mijn kleren hangen klaar, ik ga tandenpoetsen, ik moet naar bed. Morgen weer werken!

Fotografie: Maxim Wermuth

05/11/2014